Met een verkouden neus verzet Bink zich met hand en tand als hij naar school moet vanochtend. Hij heeft geen zin. Niemand eigenlijk. Het is prachtig weer. Koud. Overal beginnen de bloemen te bloeien. Het is tijd voor de tuin, het strand, een zonnetje op onze huid. Ik geef Bink groot gelijk terwijl ik hem met zachte hand naar de auto leidt.
Het is een goede dag. In het ziekenhuiswinkeltje wint iemand 6000 dollar in de lotto. Op de gang waar ik werk haalt iemand spontaan een koffie voor mij. Ik loop tussen een paar vergaderingen in een rondje in het park. En dan op tijd naar huis. De mensen in de trein zijn vrolijk. Voor de verandering zit niet iedereen met een koptelefoon op. Er wort zelfs gesproken in de trein.
Als we teruglopen ruiken we aan de bloemen die we tegenkomen. Het wordt lente. Niet alleen de positiviteit van de dag, maar vooral de bloeiende bomen in de straat zijn het bewijs.