Zaterdag: Als ik uit de regenwater douche stap voelt mijn handdoek heet op mijn huid. Veertig graden is het in Mungo National Park. We worden van een fris Melbourne in een keer in de zomerstemming geshocked.
We verblijven in de Sheep Shearers Quarters, een kamer met 3 stapelbedden. Er zijn nog 4 van zulke kamers. Douches en toiletten worden gedeeld, evenals de keuken en de patio met twee lange grote houten tafels.
Wij rijden vanuit Bendigo naar Mildura waar we inslaan voor en lang weekend ver weg van alles. We moeten alles zelf meenemen. We kijken even rond, eten een ijsje en zin dan onderweg naar het park.
Er is geen internet. Water komt uit grote regentanks. Elektriciteit van zonnepanelen. Het is er heet en droog. Uitgestrekt, kaal en mooi.. Het park bevindt zich aan de rand van drie grote droge meren. Vroeger was dit zeebedding. In de vete zien we de zogenaamde “Walls of China”, grote witte duinen en rotsen die rand van de zee aangeven. Hier woonden veertig duizend jaar geleden mensen van een ras dat het niet heeft gered. Er woonden reuzenemu’s en reuzenwombats.
De gids waarmee we een wandeling maken laat ons de heilige plekken zien. Vuurplaatsen van 20000 jaar oud. Ondertanden van een reuzenwombat die uit de grond steken. Heilige begraafplaatsen, belangrijke bomen en hoe te overleven in dit hele droge gebied.
We leren over Saltbush en Black Kangaroo. Bessen en medicijnen. Hoe je een emoe stoomt, tot het maken van reuzenroerei en een didgeridoo van Mallee bomen.
Wat er niet bijverteld was was dat het twee uur zou duren, in 35 graden en volle zon. We krijgen steeds meer respect voor mensen die hierin kunnen overleven, de kindjes houden het een uur uit en wij vinden het bikkels.
We maken de dag verder af met een tocht door het National Park, een wandeling over wandelende duinen en met een avondwandeling door de heuvels. Het ruikt naar droge eucalyptus, kruiden en aarde.
We drinken met z’n zessen 30 liter water uit onze drinkwatertank. Het is nodig, we verdampen bijna.
Oh heerlijk is het.
Heerlijk.
En verder? We wandelen als het weer wat is afgekoeld. Ik zak door de vloer van een oude schuur en ben bont en blauw. We spreken met verschillende leuke mensen die ook in de schapen scheerders kamers verblijven. Neil de militair uit Canberra die net arts is geworden en een maand op zijn cross motor door Australië rijdt voor het serieuze leven begint, Ralph uit Melbourne, de fotograaf die panoramafoto’s maakt en de hele dag met 30kg op zijn rug loop, Heather de verloskundige uit Echuca die samen met partner en twee andere oudere stellen hun jaarlijkse lange weekend doen, een moeder met 5 tienerdochters die niet in een national park willen zijn, Barbara met kanker die hier is met haar gezin om een beetje bij te komen. Het is een gekleurd en illuster gezelschap. En het maakt het verblijf inspirerend.
Vandaag rijden we terug over verharde en onverharde wegen. We stoppen regelmatig. In onooglijk Balnarat waar twee fietsen felgekleurd geverfd zijn. We stoppen in Swan River waar iedereen over spreekt. We rijden door boomgaarden in gebieden die eigenlijk woestijn zijn. En daar waar de irrigatie stop is ook alleen woestijn. Het is droger dan de Nullarbor Plains waar we eerder dit jaar doorheen reden. Langzaam maar zeker, naarmate we meer richting het zuiden rijden wordt het land bebouwd en veranderd woestijn in graanvelden. Het is landelijk. Het is prachtig weer. We stoppen in Bendigo de laatste keer, bij de Mc Donalds. Tot grote verrassing en vreugde van de kinderen.
We zijn om 9 uur weggereden uit het national park en we komen om 8 uur thuis vanavond. Vol van alles wat we gezien hebben, gedaan hebben en meegemaakt hebben. De kilometers zitten in de benen en in de wielen van de auto’s. We hebben tientallen kangoeroes gezien en meer dan 80 emu’s geteld. We hebben het heel warm gehad, en ook heel koud. We zijn lekgeprikt door de muggen.
Maar vooral zijn we uitgerust en blij.
Maar vooral zijn we uitgerust en blij.
En morgen nog een dag vrij!