Doorweekt ben ik als ik thuiskom. Het regent pijpenstelen. Ik moet de kinderen ophalen maar ga eerst langs huis om hun regenjassen van de kapstok te plukken. En ik zet meteen het eten in de oven want het zal wel laat worden vanavond.
In de stromende regen fiets ik naar Bink. Zie geen hand voor ogen want mijn bril zit vol druppels en waterdamp. Mijn nette werkbroek plakt aan mijn benen. De druppels water lopen langs de hakken van mijn nette schoenen en spetteren stuk op het glimmende asfalt.
Bink staat te schreeuwen van blijdschap dat ik er ben. Door het ronde raam kijkt hij naar buiten. Dat het regent deert hem niet, hij merkt het nauwelijks zoveel leuke andere dingen zijn er te zien onderweg. Net voor sluitingstijd ben ik bij school. De kindjes hijsen zich in hun regenjassen, ritsen de tassen stevig dicht en daar gaan we. Stappend door de grote plassen, stuiterend met een voetbal en vertellend over de leuke en minder leuke dingen van de dag.
We lopen net de school uit als de telefoon gaat. Bud. "Hi waar ben je?" Ik denk dat hij wat nodig heeft. In tegendeel. Hij is als een haas naar huis gekomen om mij te helpen iedereen relatief droog thuis te krijgen. Hij komt eraan met de auto.
Iedereen stapt blij en druppend in de auto. Ik blijf achter met mijn fiets, die past niet. Als een verzopen kat kom ik thuis. Mijn handen ijsklompjes. Maar mijn hart is warm. De voordeur staat open voor mij. Mijn regenjas wordt aangepakt.
Dit was alles wat ik nodig had om mijn dag goed te maken. Een beetje spontane liefde. Ge-inspireerd door de regen. Als dat geen echte liefde is!