Om een uur of 10 wordt er op de deur geklopt (onze bel doet het nog steeds niet....).
Twee mannen staan op de stoep, in grijze pakken en glimmende stropdassen, beide met een bijbel onder hun arm. Het zijn Nick en Fred die even willen komen praten over wat ik ervan vind wat er allemaal in de wereld gebeurt.
Ze zijn aan het goede adres want ik volg nauwgezet de berichten uit Japan, de berichten uit Bahrein en Libie, de vluchtelingenopstand op Christmas Island en nog veel meer.
Ondanks het feit dat ik eigenlijk geen tijd heb ben ik best bereid om Nick en Fred even te woord te staan.
Vervelend wordt het als ze alle rampen en nare dingen die gebeuren hangen aan het feit dat het allemaal voorspeld is en dat het een voorbode is van het binnenkort vergaan van de wereld. Gelukkig staat ook voor mij "de deur nog op een kier", ook ik kan nog gered worden...... Het zijn Jehova's getuigen! Ik leg vriendelijk uit dat rampen zo oud zijn als de wereld zelf. Dat ik het vergaan van de wereld anders interpreteer dan zij, en dat ons verschil van mening niet erg is. Als we elkaar maar in onze eigen waarde laten.
Het wordt stil.
Ze proberen een andere aanpak. Die van de klimaatveranderingen en de overstromingen in Australie. Oorlogen. Hongersnood.
Ik leg uit dat ik het vervelend vindt dat ze juist de rampen gebruiken om mensen bang te maken en ze op die manier proberen hun geloof op te leggen. En kijkend naar hun grote overgewicht zeg ik dat als we met z'n allen wat minder zouden consumeren er misschien wat eerlijker verdeling zou zijn van voedsel in de wereld.
Stilte.
Het is lastig voor ze. Want ze willen toch wel heel graag dat ik ook het eind van de wereld zie naderen en een beetje bang ben. Dat ik de mogelijkheid zie om gered te worden. Nu ben ik echt boos. Het gaat toch niet om mij, maar de mensen die er middenin zitten. Dat die gered worden. Kunnen ze daar niet iets aan doen? Op welke manier dan ook? De discussie stokt.
Nick vraagt nog even of ik misschien in Canada heb gewoond? Nu ontplof ik bijna. Wat heeft dat er nu mee te maken! Niets, gewoon interesse, je hebt een Canadees accent, legt hij uit.
Ik wens ze een goede dag en sluit te deur. En terwijl ik dat doe moet ik alweer een beetje lachen. Het is wel een symbolisch gebaar, het sluiten van de deur. Ik haal een keer diep adem. Boosheid is zo'n verspilde energie. En het is het ook niet waard.
De jongens hebben inmiddels een groene zee van kleurstof gemaakt die voor de playdough was bestemd. Het is 10.30u. Ik doe gewoon alsof het laatste half uur niet is geweest. En begin opnieuw. Het werkt. Met een kop koffie, groene jongens, een vrolijke Bink met twee kleine beiteltjes onderin zijn mond en een vrolijk humeur zetten we de dag voort. De boosheid is verdwenen.
Ik vraag mij nog wel af of ik Fred in Nick in hun waarde heb gelaten. Want onze overtuigingen zouden geen invloed moeten hebben op hoe we respectvol met elkaar omgaan als mensen. Toch? Ik vond het moeilijk om steeds beleefd en vriendelijk te blijven toen ze tegen mijn zin mij iets probeerde op te dringen. Zelfs al wisten ze dat we het niet eens zouden worden. Zou Nick daarom naar mijn accent hebben gevraagd? Als uitweg voor de discussie? Hm, daar moet ik nog eens over nadenken. Maar niet nu ;-)