Feiten:
Aantal auto’s gezien per uur: 20 op het stuk tot Port Hedland. Daarna 2/ uur
Afstand: 574 km Dales Gorge (Karijini National Park) – Eighty Mile Beach Caravan Park
Kleuren: Rood van de grond, geel van de bloemen,
Camping: Heel groot maar een mooie plek en aan het strand (dat we op dit moment nog niet gezien hebben vanwege onze late aankomst)
Plaats van Bestemming: Eighty Mile Beach caravan Park, verder is hier niets.
Mensen: Bijzonder aardig.
Dieren: Kaketoes, groene papagaaien, watervogels, pelikanen, wallibies
Meest opvallend: De eindeloosheid van het stuk langs de Great Dandy Desert. Het landschap is plat met struikjes zo ver je kan zien
Hoogtepunt: Dat er een plek is op de camping bij het strand. We parkeren de camper als net de lucht roze kleurt van de ondergaande zon.
Dieptepunt: De 9km over onverharde ribbelweg met de camper die voortdurend heen en weer zwiept..... Enorme ijzererts schepen in Port Hedland
Dreigende luchten onderweg
Als we wakker worden tikt de regen op ons dak. Van rood stof is alles buiten veranderd in rode modder. We zijn blij dat we gisteren de wandelingen hebben gedaan, met regen is het te gevaarlijk en hadden we de helft niet kunnen zien. Na kort overleg met iedereen besluiten we weer te gaan rijden. De laatste lange rijdag van deze vakantie. We kunnen natuurlijk niet gaan voor de kinderen hun vragen in het national park krantje hebben beantwoord en hun Junior Ranger badge kunnen gaan halen. Ze slagen alledrie en we kunnen trots onderweg. Trots en een beetje smoezelig want we zijn ongewassen, in dit park is geen kraan te vinden. Extra leuk vindt iedereen dat. De trip door het park en vervolgens langs het park is adembenemend mooi. Rode rotsen doemen links en rechts van ons op, we rijden door een ravijn en langs woeste rotsformaties. Hier en daar loert een dingo naar ons vanachter de prikkelige bosjes. Wij zitten hoog en droog en vooral Tom vindt dat een prettig idee. Na een uur is er een roadhouse en moeten we tanken. Tussen ieder tankstation zit ca. 300km hier, dus we tanken altijd als we een benzine station zien. We houden meteen pauze en zitten net als de truckies binnen de kortste keren aan koffie, muffins en sausage rolls. Buiten staan een paar road trains en is loopt er een tiental mijnwerkers rond. Dit roadhouse functioneert als enige koffiecafe in 150km afstand. Er heerst een gezellige en gemoedelijke sfeer.
Wij gaan weer onderweg naar onze volgende stopplek, Port Hedland. We rijden langs onverharde wegen die leiden naar de vele ijzermijnen die in de Pilbara zitten. Iedere 10 minuten komen ons enorme road trains tegemoet met tot 4 aanhangwagens achter zich aan. Ze gaan allemaal naar de ijzermijnen of komen er zwaarbeladen net vandaan. De infrastructuur in deze omgeving is met name aanwezig vanwege de mijnbouw. De grijze lucht verandert langzaam naar lichtgrijs, en voor we het weten is het stralend blauw. We gaan het goede weer tegemoet. Port Hedland is een mijnstad. Indrukwekkend lange ijzertreinen met honderden karretjes staan langs de sporen, in de verte zien we fabrieken waar de Nederlandse hoogovens bij verbleken. Zelf de kinderen op de achterbank leggen hun Nintendo even terzijde. We stoppen in de haven en kijken onze ogen uit naar een enorme Chinese schepen die daar hun ijzervracht ophalen. Er vertrekt er net een terwijl wij aankomen, het is een machtig gezicht. We zien nauwelijks een Australier in het centrum van deze plaats die voornamelijk bestaat uit banken en snackbarren en een enorm uitzendburo. Er is heel veel werk en duidelik veel te weinig mensen. Als je mijnbouwer, road train chauffeur, ingenieur of adminsitratuer bent kan je direct aan de slag en het is nog zeer goed betaald ook. De vraag is of dit een leuke plaats is om te wonen. Er zijn overal camera’s in de hoofdstraat, bij het tankstation mag je alleen binnen als je aanbelt. Vaak een teken dat hier nogal eens wat voorvalt. Wij zien daar verder niets van. We halen frietjes bij een Russische snackbar waar net een ploegendienst uit de haven pauze heeft. Ze komen direkt uit hun werk en zijn van velerlei nationaliteit. Het is erg leuk deze stad te zien maar we hebben strand beloofd en moeten dus nog even verder. Op weg naar Eighty Mile Beach. Ik vind dat de kinderen zich goed houden op de lange afstanden, ze vinden het gezellig. Het landschap is weer veranderd, er staan gele bloemen in de berm, de lucht is stralend blauw er is helemaal niets. Het is vlak met struikjes, hier en daar een termietenheuvel. Twee keer per half uur hebben we een tegenligger, een grote road train. Verder is er niets. De kindjes zijn aan een dvd begonnen, Bink wordt het nu zat. We tanken nog een keer bij een roadhouse en twijfelen wat we zullen doen. Door naar het strand of hier stoppen? We overleggen met de meute en kiezen ervoor nog een uurtje door te rijden. Dat uurtje wordt iets langer. Het strand heet Eighty Mile Beach maar de laatste 9 kilometer over onverharde weg had wat ons betreft ook Eighty Mile Road kunnen heten. We hobbelen heel langzaam over het rode ribbelige zand en Bud doet er alles aan om de camper op de weg te houden. We zitten allebei te zweten en niet door de warmte. We willen eigenlijk draaien maar daar is de weg te smal voor. De zon gaat onder. We weten niet of er een plek is. Bink moppert want hij heeft honger. We slaken een zucht van verlichting als we het bord van de camping zien. En er is zelfs een plek voor ons. Wat zijn we blij! En in de laatste rode gloed van de avondzon warmen wij het eten van gisteren op, kijken we met respect nar de langzaam verschijnende Melkweg en luisteren we naar het zingen van de zee achter de duinen. De stress is meteen weer verdwenen en we kijken uit naar morgen, een stranddag.